Gemeente Stad Deinze

Reveil

Een muzikaal eerbetoon aan een dierbaar familielid, een eerbetoon aan allen die ons te vroeg verlaten hebben… 1 november nieuw leven inblazen, dat is de missie van Reveil. In bijna 4 op de 5 van de Vlaamse gemeenten dompelen muzikanten, fanfares, dichters en verhalenvertellers hun lokale begraafplaats onder in een warme gloed van ingetogen muziek, poëzie en lokale levensverhalen. Zo wordt Reveil een eerbetoon aan de wortels van elke gemeente, met het diepste respect voor elke overtuiging.

Op 1 november 2022 weerklonken ook in Deinze opnieuw warme woorden en bijhorende klanken, ditmaal op de begraafplaats van Astene.

Tussen 17u en 18u baadde deze begraafplaats in een warme gloed van pöezie en ingetogen muziek. Dichterscollectief DéCéDé, Ruben De Vos en Reine Gouwy (met gelegenheidscollectief Voor H.) sloegen hiervoor de handen in mekaar.

Voor Reveil is een begraafplaats immers geen kille plek, maar een warme verzamelplaats van lokale verhalen die de wortels vormen van de stad.

Werkten mee:
- Dichterscollectief DéCéDé
- Ruben De Vos
- Reineke Gouwy (met gelegenheidscollectief “Voor H.”)

Omdat op sommige graven geen bloem ligt. En omdat zoveel herinneringen te mooi zijn
om te vergeten...

bfe84114-e712-4dc3-99be-f1d16b16426d

 

Volgende gedichten werden voorgedragen tijdens REVEIL 2022:

Tgv. aanleg Kinderkerkhof Astene

voor Oscar (Luc C. Martens)

op het gras je verstilde vleugels,
je knipoog gesloten. onbegrijpend
fluistert de esdoorn je naam.
in de leilinden wiegt nog je adem,

vlinder van te weinig dagen. wie
stopte je dartele vlucht, remde
je snelheid, nam je warmte

je horizon te vlug bereikt
fladder je in onze gedachten

wij koesteren je lege cocon


1 november (Luc C. Martens)


op het kerkhof bloeien de graven, sneeuwt
het al lang niet meer. grote witte vlokken
zijn gesmolten in een kalme zee van vele
kleuren. we waden door bladeren van november,

zetten de lente op de stenen waaronder
het hele jaar de winter heerst. knekels
huiveren van bovengronds getrappel
bevreesd voor een verkeerde spadesteek

en zuigende wortels van verplichte bloemen.
kinderen zullen hun stilte stelen, de strooiweide
onteren, op koperen letters lopen en verstoppertje
spelen achter vreemde zerken in dode lanen

onder de platanen de steen van grootmoeder. de
borstel en een half kruisteken opgeborgen, schuurt
het trage hek zich in het slot. verstrooid, worden
vergeten gebeden op het laatste gras gelegd


Onverwachte vlammen (Luc C. Martens)

Voor Conny

onverwachte vlammen
blusten haar lach
aan ’t einde van de rit
die pas begonnen was

doofden de schittering
van gitzwart haar, verbrand
door onbezonnen snelheid
na een glas

doorprikten de betovering
van donkerbruine ogen
weggesmolten vreugde
vol van jeugd en list

verbrandden groene twijgen
levenslang vermist.
onverwachte vlammen
staan nu rond witte kist.


bloem (Luc C. Martens)

voor Fleur

vandaag schreeuwt de lavendel grijs
veel te vroeg de koude winter
het gras onbegrijpend stil
de dood oneerlijk, hard en wit

je mag eindelijk rusten bloem
de lange ongelijke strijd verlaten
weg van de vergiftigde bodem
die jou niet groeien liet

nu jij zwijgt weten we niet
wat te zeggen tegen de klimop
we leggen onze laatste woorden
in de witte rozen van november


as (Luc C. Martens)

voor Arthur

hij vertrok zonder vreemde munten
zonder koffer, zonder pijn.
verlaten het lichaam dat hem
in alle continenten bracht

hij stapte uit zijn roze wangen
uit zijn besneeuwde hoofd
dat pas bemind werd toen
de seconden langer duurden

de glimlach afgelegd, de glazen leeg
van zon uit grote kastelen.
vertrokken zonder papieren,
op het koude gras zijn grijs pak

Kerkhof Astene (Luc C. Martens)


tussen linden en ijzer fluisteren
knekels de weg. luisteren naar de echo
van de bel en zwijgen. het is rood.

het leven raast voorbij. ze beven
onder stenen hun laatste merg. in
het zwerk vallende sterren. de berk
treurt met de linden en de wilgen.

geen voetbal of trein meer,
onder de ceder reiken we knekels
de hand en volgen wit hun weg,

 

 

Een onwrikbaar plan (Reine Gouwy)

Een onwrikbaar plan.
Dat was het.
Oud worden
samen.

Het enige plan
waard om vol te houden.
Mijn hoofd begrijpt
het plotse niet-meer-bestaan.
Mijn hart
stokt,
wil niet,
weigert
te geloven.

Een onwrikbaar plan.
Waard om vol te houden.

Tranen op het verscheurde onwrikbare
plan.

 

Woorden van afscheid (Reine Gouwy)

Woorden van afscheid.
Ze waren er niet.
Wat had ik ze graag gezegd,
uitgesproken, over mijn lippen laten glijden.
Woorden van liefde.
En woorden zoals
hoe ik van je kracht hield.
En van je vastberadenheid.
Dat je mooi was, jij,
in je onverschrokkenheid.
Dat ik je mis.
Woorden wou ik je nog geven.
Zoveel.
Zoveel ontelbare woorden
dat ik ze niet uitgesproken krijg.

 

Ik kan niet (Reine Gouwy)

Ik kan niet
verder
als ik herinner.

Ik herinner jou
met mondjesmaat.
Om niet te kronkelen
vol pijn.

Gevaar zou het betekenen
gewoon nog één woord,
gewoon nog één omhelzing.

Gevaar om altijd vast,
en te houden
van jou.

Ik duizel
als ik herinner.
Jou herinner.
Met mondjesmaat.

Koorts (Sven De Potter)

We dronken whisky
In een niemandsland
Waar oorlogskleuren
Van je stam
Vertelden welke strijd
je al bekraste
van je hals tot je hart
van je hart tot je buik
van je buik tot je benen
een lange lijn van zeer
van ’t gevecht
in daas geschreeuw
dag vrouw
dag leeuw
slag na slag
daar stolde het bloed
gretig was je mond
vurig was je gloed
de brokken in je stroom
lokten mijn bloedvechtersschroom

Lente als snoep. (Sven De Potter)

De lente begon in april, dat jaar,
En eindigde al in mei
Ik herinner het me nog goed
Toen ik met een glas prik
En een rietje
Op het bankje zat aan het huis
En de bakstenen muur de warmte hield

Het was een week
Waarin hij ging
Waarin zij ging
Waarin hij riep dat iemand hem geschopt had
Gewoon tegen zijn hoofd om niets
Waarin zij vertelde hoe de angst haar hart toekneep
Waarin het gras dringend moest gemaaid
Het onkruid aangepakt

Ik luisterde
Muziek dwarrelde triest binnen
Grijs in de lucht
als antwoord op de dingen
Waar niemand vat op had
Kruispunten bleven druk
En niemand stond echt stil
Zoals daar, in het beloofde land
Waar oude mannen in tranen
Dachten aan wie voor hen ging

Heeft iemand een antwoord?
Weet iemand het echt?
Mag een Duvel op de middag?
Is dat goed?
Is dat slecht?
De lente toont zich woelig
Knoppen blijven toe
Met ons is de wereld
Wakker
En toch ook heel erg moe

The road not taken. (Sven De Potter)

van beurs naar brak
over koosjer bloeden
feesten in je warmte
en weten hoe je stroomt
het helen van je handen
over de sprookjes die je droomt

en dan verdwijnen
in liefdesvrouwmanie
over dode mannenkop
over strak in galop
ebbe overvloede
sigaren en wat soep
over wassen overjassen
over geven van wat veilig
ge zijt me heilig
valt er wat te zeggen
over perfectie in de knop
de weg lag opgebroken
en wij in stukken langs de kant

Telraam. (Sven De Potter)

Ik leef mijn tijd verbrokkeld
Op het ritme van het blad
ik spreek in duizend talen
mijn spraakverwarringsbad
als ik je zacht wil wiegen
buigzaam in mijn bloed
waait de sluimer door mijn takken
gij, mijn warme gloed
met stevig hout verankerd
wat langzaam bloeit draagt goed

duw duw duw
mijn bast als weerbaar vel
duw duw duw
ik wortel in je ziel
ik kerf je in mijn naam
mijn weeromstuitig kind
mijn lijf is brak gebroken
waar wil is waar die wind

ik lig in stilte schril
een zucht beroert mijn takken
een meisje voor het raam
blikkend op de einder
fluisterzacht haar naam
de ekster raaskalt stil
ik wil ik wil ik wil

Door Patrick Verstraete:


De dagen zullen zachter lopen
de komende jaren
gaat alles stilletjes voorbij
verwerkt tot een langer verleden
door diepe zielenroerselen gedreven:

de vraag van het leven en
de herinnering eraan.

De nachten zullen donkerder zijn
met een eenzame stilte
af en toe verward met maanlicht
zal een sonate de dromen spelen
die je als kind griffelde op een lei:

de drang naar het leven en
de belofte eraan.

Zo zal het zijn zoals het is geweest
de dagen en nachten na elkaar
worden langer met ruisloos wachten
en trager tikt de tijd naar de grens
waaraan twijfelend een gedachte rijst:

de zin van het leven en
het gedicht eraan.


Door Patrick Verstraete:

Blijf niet zitten
op de dorpel
van zorgen.
Spring over
gapende afgrond
van ’t verleden.
Breng klaarte
ter sprake als het
donker wordt.
Proef nutteloze
woorden als bewijs
van hun smaak.
Hou warmte
in je handen
om rust te vinden.
Zing plukkend de dag
ontvouw landschappen
geniet van wat er niet was.

En kijk al eens
achterom: soms
is er schaduw
die je achtervolgt
en nog even zwaait
ook al is er geen zon.

De dood is er altijd (Patrick Verstraete)


De dood heeft een gezicht
komt in jouw ogen knipperen
met een oud gevoel van spijt,
dwaze ondeugden en verdriet.

Jouw ogen verzwijgen diep
een schreeuw van stilte
als in een linnen wade zijn
schimmig gezicht verschijnt.

De dood is er altijd
hij kijkt jou in de ogen
dat jij het leven bent
en hij het stof dat klijft.

We luisteren nog naar
zijn gesloten lippen
en zien zijn schaduw
de overkant bereiken.

Door Patrick Verstraete:

Sterven is stil afscheid nemen,
het is treuzelend verbleken,
heengaan en er toch nog zijn.

Een adem die niet meer snijdt
maar langzaam de stilte verstikt.
Een hand die niet meer geeft
maar roerloos op het laken ligt.
Ogen die niet meer kijken
maar zichtloos blijven staren.

Een arts die nog even luistert
en nee schuddend knikt,
die laatste minuten blijven.

Hand (Mieke Geldhof)

Ik had jou willen houden
maar de tijd struikelde
aarzelde
in haar laatste
adem halen

zo ging jij traagzaam heen
koud en bleek
in mijn warme hand

Moeder (Mieke Geldhof)

Toen mijn lichaam zich

uit jou bevrijdde
wist ik dat ik vleugels had

jij ontvouwde alles
zag het niet
nu ik vaak woordloos
naast jou zit
mijn ogen in jou verzonken
weet ik wat ik toen niet wist

het is al laat
ga nu maar naar huis
ik volg je wel
ooit
later
zoals voorheen
nu nog niet

hier heb ik nog een en ander te doen….

 

Het kind en de dood (Mieke Geldhof)


Als pijn de mens door
het leven sleurt
van heimwee naar het
ongekende
barsten alle cellen
in het geheugen
van een geleden tijd
sterven doen we in alle zelf geschapen beelden

met deze ogen zal
ik jou nooit meer zien

soms denk ik
dat je met een aangewaaide witte wolk
blauw omringt
terugkomt

maar alles verijlt
zoals een
uitstervende klank……

inspiratie bij Schubert: Der Tod und das Mädchen deel 2 adagio

Het laatste blaadje (Mieke Geldhof)


Geluk hangt soms
aan een takje

het laatste blaadje
aan een winterboom
dat tegen de
volle maannacht lacht
terwijl
de treinen in de verte
verder razen

verdriet hangt soms
aan een takje

het laatste blaadje
dat verstijfd
de band met haar
hou-vast-tak
gaat verliezen
de volle maan dwaalt
verder
ziet het niet

en de treinen…
de treinen in de verte
ze stoppen niet.